Natuurbeheerders

Neerhelst

Situering

In Larum, aan de Baileybrug in de buurt van de Larumseloop, liggen, aansluitend bij de zuidelijke oever van het Kanaal Bocholt-Herentals, een aantal vochtige, schrale, soortenrijke hooilanden te midden van intensief beheerd landbouwgebied.  Als laatste relicten van een eertijds typisch landbouwlandschap, zijn ze als het ware ‘openluchtmusea’.  De combinatie van het door de kanaaldijk sijpelende kalkrijke water en de omliggende kalkarme grond maakt dat de hooilanden een bijzondere plaats innemen tussen de natuurwaarden in de streek.  Er groeien wilde orchideeën: de brede- en de gevlekte orchis.  Orchideeën leven samen met een zeer specifieke schimmel in de bodem.  Zonder zijn aanwezigheid kan een orchideeënzaadje niet kiemen.  Orchideeën zijn bovendien zeer gevoelige planten, die slecht reageren op zowel bemesting als verdroging en verzuring.  Dat maakt hen zeldzaam. 
In 1988 kon De Wielewaal zo’n hooilandje kopen.  Bij natuurliefhebbers stond het bekend als ‘de orchideeënweide’ en werd het aanzien als één van de fraaiste en waardevolste plekjes in de wijde omgeving.  ‘Neerhelst’ heette het daar kadastraal.  Al sinds enkele jaren werd er door vrijwilligers van De Wielewaal en van Van Nature Uit jaarlijks één keer gemaaid om de unieke plantengroei in stand te houden.  Een ander hooiland lag een eindje verder naar rechts van de Larumsebrugweg: ‘slechte grond, zeer laag gelegen, zompig op sommige plekken, met zelfs open water aan één kant’.  Het werd aangekocht door de stad op vraag van Van Nature Uit.  Kadastraal heette het ‘De Botten’.

Recente geschiedenis

Toen De Wielewaal in het begin van de jaren negentig over enkele percelen ‘reservaat’ beschikte vroeg de vereniging een beheeradvies aan bij het Instituut voor Natuurbehoud in Brussel.  In een rapport beschreef het instituut de omgeving als een ‘waardevol hooilandschap dat mits uitbreiding en aangehouden beheer zeker zal evolueren tot één van de belangrijkste graslandreservaten’.
De wilde orchideeën worden vaak gebruikt als uithangbord om de waarde van het gebied aan te tonen.  Toch was de bescherming van die orchideeën op zich niet het hoofddoel bij het opstarten van het reservaat.  Wel het beschermen van de typische, zeer soortenrijke biotopen waarin ze voorkwamen.  In de loop van de volgende jaren werden dan ook nieuwe percelen bijgekocht of gehuurd.  De meeste waren vergelijkbaar met de eerste hooilandjes: vochtige lapjes grond die vroeger behoorden tot het broek van de Kleine Nete.  In 1998 kocht De Wielewaal echter ook akkerland, een droog hooiland en een landduintje aan: overblijfselen van de vroegere Larumseheide.  Het niveauverschil tussen de Katersberg – de naam van het landduintje – en de Larumseloop bedraagt ruim drie meter.  Door deze aankopen ontstond een mooie overgang van een vochtig beekdal naar een droog duinenlandschap.  De daaropvolgende jaren groeide het reservaat nog aan tot ongeveer 14 hectare.

Een klein natuurgebied met een grote biodiversiteit

De biodiversiteit in Neerhelst scoort zeer goed met bijzondere planten als de reeds genoemde gevlekte en de brede orchis, verschillende zeggensoorten, holpijp, ratelaar, addertong, dotterbloem en waterviolier. 
Typische broedvogels zijn tjiftjaf, winterkoning, zwartkop, heggenmus en roodborst.  Bosrietzanger, tuinfluiter en grasmus zijn eveneens goed vertegenwoordigd.  Torenvalken broeden regelmatig in een nestkast.  Een koppeltje wulpen brengt al vele jaren haar jongen groot in het agrarisch gebied dat aansluit bij het reservaat.  Een vergelijking van broedvogeltellingen in het begin van de jaren negentig met die van twintig jaar later toont stabiele cijfers voor deze vogels.  Opvallend bij de recente tellingen zijn de nieuwkomers: bosuil en steenuil (in een nestkast) goudhaantje, boomkruiper en groenling.  Zanglijster, holenduif, groene- en grote bonte specht gingen er lichtjes op vooruit, maar het aantal broedparen van blauwborst, nachtegaal en van spotvogel viel terug tot op de helft. 
In 1992 werd, door de stad en met grote machines, een amfibieënpoel opengemaakt en vergroot.  Tijdens de hele winter die erop volgde verbleven er oeverlopers, witgatjes, putters en tientallen drukdoende sijsjes rond de nieuwe poel.  Er werden ook barmsijsjes waargenomen.  In de zomer van 1993 verbleef er gedurende enkele dagen een woudaapje.  Het bleek om een vroege doortrekker te gaan, want het werd later niet meer teruggezien.  IJsvogels flitsten regelmatig voorbij, rakelings over de beekjes.  Waterrallen werden eerder gehoord dan gezien: de vogels slopen heel geheimzinnig door het riet en lieten daarbij (vooral ’s nachts) hun huiveringwekkende imitatie horen van een speenvarken dat gekeeld wordt. 
In de ruigere stukken hooiland komen insecten en spinnen ruim aan bod.  Vlinders bijvoorbeeld zijn een erg bedreigde insectensoort en in Neerhelst creëert het beheer een oase waar zij nog geschikte waardplanten (voedselplanten voor de rups) kunnen vinden en waar de leefomstandigheden voor zowel de rupsen als de volwassen insecten optimaal zijn.  Geschikte vlinderplanten zijn kale jonker, braam en grote kattenstaart.  De meest in het oog springende dagvlinders in het gebied zijn oranjetip, klein geaderd witje, boomblauwtje, bruin en oranje zandoogje, landkaartje, dagpauwoog, icarusblauwtje, citroenvlinder en gehakkelde aurelia.  Opvallende dagactieve nachtvlinders zijn de gamma-uil en de zeer zeldzame sint-jansvlinder.
In het gebied liggen verschillende poelen.  Poelen waren vroeger veedrinkplaatsen.  Nu worden ze aangelegd om kikkers, padden en salamanders te beschermen.  In de vroege lente trekken deze diertjes naar de poel om te paren en om eitjes af te zetten.  Naast amfibieën komen heel wat andere diertjes in de poelen voor.  In of op het water zijn dat bootsmannetjes, duikerwantsen, staafwantsen, kevers, poelslakken, schijfhoornslakken, waterpissebedden, watervlokreeftjes, schaatsenrijders, beeklopers, vijverlopers en larven van muggen, schietmotten (kokerjuffers), eendagsvliegjes, juffers en libellen.  Volwassen juffers en libellen scheren tijdens de zomer over het wateroppervlak op zoek naar een prooi en een geschikte plaats om eitjes af te zetten.  In 1993 werden de juffers en libellen in Neerhelst geteld en op naam gebracht.  23 soorten werden er toen waargenomen, waaronder enkele voor de eerste keer: weidebeekjuffer, vuurjuffer, koraaljuffer en kleine roodoogjuffer .  Soorten die ook vroeger reeds werden waargenomen waren: gewone pantserjuffer, houtpantserjuffer, breedscheenjuffer, lantaarntje, watersnuffel, azuurwaterjuffer, blauwe glazenmaker, bruine glazenmaker, paardenbijter, grote keizerlibel, plasrombout, platbuik, viervlek, gewone oeverlibel, zwarte heidelibel, kempense heidelibel, bloedrode heidelibel, bruinrode heidelibel en steenrode heidelibel.  In 2010 voerde de poelenwerkgroep Waterleven een grondige ecologische studie uit van één van de poelen.  Toen werd nog een nieuwe soort juffer op naam gebracht: de grote roodoogjuffer.
Typische moeras- en waterplanten die hier groeien zijn gele lis, watermunt, waterlepeltje, grote waterweegbree, blauwgroene snavelzegge en groengele blaaszegge. 
Wie in Neerhelst wandelt kan ook een ringslang tegenkomen.  De slang dankt haar naam aan de geelachtige, soms witte vlekken, aan weerszijden van de hals, net achter de kop.  Die vlekken zijn zwart afgezoomd en vloeien aan de bovenzijde soms samen en doen denken aan een ring.  Vooral jonge dieren hebben deze mooie ringtekening.  Ringslangen zonnen graag, maar bij te felle zon zoeken ze schaduwplekjes op.  Ze verplaatsen zich relatief snel op het land maar zijn ook goede zwemmers.  Een aantal exemplaren heeft zich via de waterlopen vanuit de Zegge in het gebied gevestigd.  Ze jagen er overdag langs de oevers van het water op kikkers en salamanders.  Ze zijn ongevaarlijk, niet giftig en zo schuw, dat ze meestal al weg zijn voor een mens ze gezien heeft. 

Wil je de aankopen door Natuurpunt in dit natuurgebied steunen ?

Giften voor de aankoop  van gronden in Neerhelst zijn welkom op rekening 293-0212075-88 met vermelding van de naam en het nummer van het project :
7088 – Neerhelst (Geel)

Contact

leon.dille@telenet.be